REITDIEPDAL EN DE HUNZE
Direct vanuit de stad richting het Noorden kondigt een bruin bord aan dat je het Reitdiepdal inrijdt.
Het Reitdiep strekt zich uit van de stad Groningen tot de brug in Zoutkamp, de grens tussen Groningen en Friesland. Aan de andere kant van de brug heet het Reitdiep Zoutkamperril. De naam Reitdiepdal doet vermoeden dat er duizelingwekkende hoogteverschillen zijn, dat valt echter tegen. Daarom is het beter om te spreken van het Reitdiepgebied. Het Reitdiepgebied is grofweg de driehoek Groningen-Baflo-Lauwersmeer.
Het huidige Reitdiep vindt zijn oorsprong in de Hunze. De Hunze is een oerstroomdal dat zo’n 200.000 jaar geleden ontstond tijdens de laatste ijstijd, een periode van 100.000 jaar waarin het ijs tot ver over onze streken schoof (het Saalien).
De Hondsrug strekt zich uit van Emmen tot Den Andel; ten oosten daarvan stroomde de Hunze.
Een enorm stuk ijs moet zich in deze koude tijden nabij Winsum hebben vastgelegd. Water uit de Hunze kon daardoor nog maar één kant op en dat was over de zanderige hoogte van de Hondsrug. Daardoor verdween de Hondsrug tussen Groningen en Sauwerd, om plaats te maken voor het water. Eerst stroomde de rivier richting Noorden, maar door verzanding kwam er uiteindelijk een knik richting Lauwerszee.
Een rivier gaat door verzanding uiteindelijk kronkelen of meanderen. Die meanders waren in later tijden een lastig obstakel voor schippers. Om scheepsvaart beter te laten varen werden de meanders gaandeweg afgesneden.
Tussen het Lopende Diep in de stad Groningen en het gehucht Wierum werd een recht kanaal gegraven. Dit handwerk vond al in 1385 plaats. Als bijna twee en een halve eeuw later de turfvaart voor Groningen van groot belang wordt, gaat het rechttrekken van de Hunze verder. Tussen 1622 en 1640 verdwijnen meerdere meanders die nu als de Kromme Raken bekend staan.
Wie een luchtfoto van het gebied bekijkt waar ooit de Hunze stroomde, ziet de oude kronkels van weleer terug in het landschap. Een smalle sloot, het Oude Diepje, is een in het landschap herkenbaar restant van die oude loop.
Met de benaming van het nieuw gegraven water met zijn dijken had men lange tijd moeite. Dit kanaal werd de afgelopen eeuwen op oude kaarten Hunze, Hunse, Oude Hunze, Groeningher Diep, Loopende Diep, Oude Diep, of Reid Diep genoemd.
De laatste anderhalve eeuw wordt vooral de benaming Reitdiep gebruikt. Erg origineel is deze benaming niet. Veel waterlopen die op zee afwateren worden met Reit of Riet aangeduid. Met riet heeft de benaming niet veel te maken, een Reit of Riet is namelijk een kleine waterloop.
Genieten van het Reitdiepgebied kan iedere dag, wie de fiets neemt richting stad en omrijdt via Garnwerd moet voor de brug afslaan om te genieten van een prachtig cultuurlandschap. Een cultuurlandschap dat misschien wel het oudste van ons land is. Gedurende zo’n 2600 jaar richtten mensen het landschap in en er is behoudens de aanleg van dijken, wegen en wierden weinig ingrijpends veranderd.
TERP WERD WIERDE
Waarom spreken Friezen over terpen en hebben wij het in Groningen over wierden? Het woord wierde past in het langgerekte wierdengebied van West-Friesland tot Sleeswijk-Holstein. Daarvan getuigen de vele plaatsnamen die als uitgang werd hebben. Werd, ward of het Duitse wurth komt van wierde. Zo spreken we van Feerwerd, Garnwerd, Stittswerd, Leeuwarden en Bolsward.
Het Groninger woord voor een bewoonde hoogte, een wierde, past veel beter dan het Friese terp. In het Oud-Fries had men het over een werth. Het woord wierde verdween rond 1500 uit ons land. In de plaatsnamen bleef het woord “werd” wel bestaan.
De kunstmatig opgeworpen woonhoogten in het kustgebied werden sindsdien overal in Nederland terp genoemd, bijzonder want terp betekent dorp, zonder recht te doen aan de bijzondere historische betekenis. Dankzij de archeoloog Van Giffen, de onderzoeker van de wierde van Ezinge, kwam het woord wierde begin vorige eeuw weer in gebruik.
Rond 1912 ontstond een conflict tussen de Friese professor Holwerda en zijn assistent, de latere Groningse hoogleraar Van Giffen over opgravingsmethoden, zelfs bemiddeling door de toenmalige minister-president, Cort van der Linden, mocht niet baten. Van Giffen trof met het woord wierde zijn van origine Friese aartsvijand Holwerda, die almaar het Hollandse woord terp gebruikte. Nadat ook Klaas ter Laan het woord wierde in zijn Groninger woordenboek overnam vond het woord langzamerhand weer ingang als aanduiding voor door mensenhanden opgehoogde bewoning in Groningen.
Er zijn ook andere plaatsnamen met uitgangen die veel in onze omgeving voorkomen en een bijzondere historische betekenis hebben. Na een periode waarin de zee vaak het noordelijke kweldergebied overstroomde en bewoning niet zo gunstig was, kwam men hier in de 7e eeuw weer wonen. Meerdere dorpen kregen toen namen met als uitgang -um, zoals in Winsum, Obergum, Fransum. De uitgang heem verbasterde tot -um, hetgeen woonplaats betekent. De uitgang heem is trouwens niet exclusief voor noordelijke gebieden, ook elders in Nederland werden vele plaatsen met heem, hem, heim aangeduid.
TREINRAMP RANUM HERINNERT IN KAAKHORN
Net ten noorden van boerderij Doeve Mat lag vroeger de spoorlijn tussen Winsum en Zoutkamp, ook wel de Marnelijn. Lang heeft deze verbinding niet bestaan, in 1922 aangelegd werd die in 1942 al weer ontmanteld.
Woensdagochtend 16 oktober 1940 was een mistige ochtend. De trein uit Zoutkamp passeerde de onbewaakte spoorovergang op hetzelfde moment dat een bus uit Groningen passeerde. Deze bus zou via Baflo en Den Andel uiteindelijk stoppen bij Kaakhorn ten noorden van Westernieland.
In deze bus zaten zesentwintig werklozen uit Groningen, welke door de Rijksdienst voor de Werkverruiming te werk waren gesteld bij de inpoldering van de Linthorst Homanpolder.
Om kwart over zes was de bus als laatste van acht uit Groningen vertrokken. Al snel verloor buschauffeur Havers de aansluiting met de andere bussen. Wellicht gehaast werd hij bij de onbewaakte overgang door de trein geschept.
Het Nieuwsblad van het Noorden van die avond schreef: “De autobus was geheel uiteengereten, zoodanig, dat het chassis ter hoogte van het midden van den trein langs de spoorweg kwam te staan. Een eind verder lag de cabine terwijl de carrosserie ineengedrukt en versplinterd voor de locomotief zat.”
Uiteindelijk overleden dertien reizigers, negen passagiers waren op slag dood, twee stierven onderweg naar het ziekenhuis waar later nog twee inzittenden aan hun verwondingen bezweken.
De inpoldering van het modderige kweldergebied (de Slikken) ten noorden van Westernieland was in 1939 begonnen. Dertienhonderd mannen gingen daar in het kader van de werkverschaffing aan de slag. Ongeveer zeshonderd bleven door de weeks in het werkkamp te Westernieland wonen. De rest werd dagelijks in twintig bussen van Groningen naar Westernieland vervoerd.
De klus zou onder auspiciën van de Inspectie voor de Werkverruiming in anderhalf jaar worden geklaard. Door hevige voorjaarsstormen in 1939, de mobilisatie en de oorlog werd dit pas in 1947.
Bij de dijk in Westernieland, op steenworp afstand van het voormalige werkkamp, staan nu twee monumenten. Een voor de inpoldering van de Linthorst Homanpolder met als tekst “Dei nait wil diek’n mout wiek’n”. Het tweede monument staat onderaan de dijk. Daarop staat “ Ter nagedachtenis aan hen die hun beste krachten hebben gegeven aan de indijking van de polder en daarbij door een noodlottig ongeval om het leven